Spiegelingen
(1)
Takken van heide droog en dood
onvruchtbaar is de grond waarin zij staan.
Wij, wetend, zien het minder scherp bij schemer
die daglicht sluit en nacht inroept
om te verduisteren wat zichtbaar was
zodat onvruchtbaar vruchtbaar ogen kan
en wij verleid ons overgeven aan de nacht.
O dag word wakker, roep ons tot het licht
waarin wat leven heet ook leven is
en wij weer zien de waarheid die u schiep
waarvan wij door u ingeschakeld weten
dat zelfs in schemer zij ons zicht verlicht
en vruchtbaar is de grond waarop wij staan;
het zaad ontspruit en ademt eeuwig leven.
(2)
De hemel houdt haar adem in
het hart staat stil nadat
de adder beet, laag bij de grond.
Maar waar een vogel uit de hemel zweeft
daar landt de vrijheid in het hart
van wie er leeft op aarde.
(3)
In de te vroege avond wandelen
wij achter elkaar rondom de vennen
die stilte uit diepte trekken
en zonlicht slechts toestaan
om het water in te zwarten.
Die wereld van vergane glorie,
dood, roestig bruin hier en daar.
Waarom schilderen wij geen leven vol kleur
en zingen op de toekomst een lied
van lichte waterbronnen
en glans die aarde doet leven
waarop wij dansend
gespiegeld in louter goud
op een dag die nooit meer eindigt.